Door: Thomas van Luyn
Het mooie van sm is dat het geen porno is. Ik bedoel… Nee, ik zei het goed. Dus dat sm niet de seks zelf is. Er zit een hoop hoepla en ritueel omheen en dat maakt het, tja, kunst. Niet dat ik er zelf ervaring mee heb of ernaar neig (dat moet je dan als eerste zeggen hè, in zo’n column), maar ik heb in mijn buurtje liefst twee fetisjwinkels – natuurlijk, sadomasochisme en fetisjisme zijn verschillende dingen, ik ben blij dat u me daarop wijst, maar het zijn overlappende hobby’s. Ik loop daar elke dag langs en dat zet je toch aan het denken. Onopvallend in de etalage glurend als de rasechte burgertrut die ik ben, denk ik eerst: jakkie. Vervolgens: maar wel kunstig. En afsluitend: waarom?
Die vraag blijft hangen. Hoe bevordert een nauwsluitend rubberen duikpak en een rode bal in je mond de pret? En hoe sfeerverhogend is het wanneer je partner een gasmasker draagt? Ik moet oppassen met dit soort vragen, want straks stroomt mijn inbox vol met antwoorden. Velen van u gebruiken/dragen/ondergaan dit soort attributen tenslotte. Dat weet ik omdat in deze buurt de winkeltjes komen en gaan, maar deze zaken draaien al decennia. Blijkbaar hebben ze over klandizie niet te klagen.
Waar talloze BN’ers met het grootste gemak praten over hun geaardheid of drugsgebruik, herinner ik mij er geen een die de geneugten van de pijnbank rapporteerde. Misschien dat het deel van de aantrekkingskracht is dat het een geheim is. En je wilt natuurlijk geen plaatje in het hoofd van mensen stoppen dat er nooit meer uit gaat. Neem Richard Quest. Het alweer tien jaar geleden dat deze wereldberoemde CNN-reporter ‘s nachts door Central Park hinkte, kromgebogen door het strakke touw dat zijn nek en genitaliën aan elkaar bond. Dat weten we dankzij zijn arrestatie. Niet dat deze fratsen op zich strafbaar zijn, maar de agent van dienst was geïntrigeerd genoeg (en wie zou dat niet zijn) om even in Richards hooggehakte laarzen te kijken, waar hij behalve een dildo ook een zakje crystal meth vond.
The things we do for love.
Toch zie ik hem nog wekelijks voorbijkomen en elke keer zie ik het plaatje dat ik u zojuist geschilderd heb
Toch zie ik hem nog wekelijks voorbijkomen, deze bekakte Britse schreeuwlelijk (wat doen ze daar toch op die kostscholen met die jongens dat ze zo, ahum, avontuurlijk worden?), en elke keer zie ik het plaatje dat ik u zojuist geschilderd heb. Dat moet hij weten. De arme ziel, denk ik dan, maar misschien vond hij de hele affaire bevrijdend. In ieder geval ben je daarna voorgoed immuun voor gêne, lijkt mij. En dat hij nog gewoon werk heeft, zeer publiek werk zelfs, pleit voor alle betrokkenen.
Ik ben één keer een van de winkels binnen geweest. Ik had een gemaskerd bal, en vanuit die burgermansooghoek had ik een Venetiaans masker zien hangen. Het was er muisstil – een winkel zonder muziek, in 2017: creepy. De verkoopster sprak me niet aan, waarschijnlijk omdat ze gewend was aan klanten die in stilte en anonimiteit willen neuzen. Ik vroeg of ze maskers had, voor een feestje. Zwijgend liep ze naar achteren, dus ik volgde haar maar, me er pijnlijk van bewust dat ze me nu al in een rollenspel had gekregen. Achter in de winkel was een trap naar beneden. ‘In de kelder’, zei ze, veelbetekenend. Er hing een kettinkje voor de trap, dat ze voor me losmaakte. Terwijl ik de trap afliep, maakte ze het achter me weer vast. Het was een klein, subtiel gebaar, maar genoeg om gillend weg te willen rennen.
Het is inderdaad kunst; mooi, maar niet voor iedereen.